A lot of things in our world get replaced by machines. When you go to the cinema, buy tickets online or in some countries even when you go to a supermarket, you don’t have to talk to anyone. You just click and type in what you want. But since the cashier is (for now) not completely extinct, hereby some useful words and short sentences to make yourself clear to that thing called the Dutch cashier.
Good morning : Goedemorgen
Good afternoon : Goedemiddag
Good evening : Goedenavond
Ticket(s) : kaartje(s)
Discount : korting
Money : geld
Can I help you? : Kan ik u helpen?
Anything else? : Nog wat anders?
That’s it? : Dat is het?
Thank you : Dankuwel (formal) or dankjewel (informal)
Please : Alstublieft (formal) or alsjeblieft (informal)
Do you have (a)…? : Heeft u (een)… (formal) or heb je (een)… (informal)
No, thanks : nee, bedankt
Yes, please : ja, graag
That is five euro’s, please : Dat is vijf euro, alstublieft
That is not enough : Dat is niet genoeg/voldoende
More : meer
Less : minder
Change : wisselgeld
Do you want a bag? : Wilt u een tasje?
Can you take it like this? : Gaat het zo mee?
A bag, please : Een tasje, alstublieft
It’s ok, I can take it like this : Het is goed zo, ik neem het zo mee.